Naoorlogs

BMW R25

 

Na de oorlog werd Duitsland de eerste jaren nog bestuurd door de geallieerden. Het land was grotendeels verwoest en de economie had het erg zwaar. De ontwikkeling van de economie was een speerpunt van het beleid en werd als voorwaarde gezien om de Duitse bevolking weer middelen van bestaan te geven en hoop op een betere toekomst. BMW werd in die tijd ter verdere stimulering van de economie door de geallieerde bestuurders toegestaan om de R25 te gaan bouwen. 

Er was geld voor nieuwe ontwikkelingen en zo kon de eveneens naoorlogse R24 evolueren naar de R25. Ditmaal een mono mét achtervering. Het voorspatbord kreeg aan de onderkant een soort van flap om als spatlap te dienen. Er waren vaste kogelkoppelingen aan het frame bevestigd zodat gemakkelijk een Steib LS200 zijspan kon worden gemonteerd en daarvoor was ook een aangepaste zijspanoverbrenging beschikbaar. Het materiaal werd duidelijk beter en de betrouwbaarheid nam verder toe. Enkele karakteristieke kenmerken van de R25 t.o.v. de R25/2 (1951) waren de enkele zadelveer, het gereedschapvakje bovenop de tank dat bij de R25 aan de zijkant scharnierde en bij de R25/2 aan de onderkant, de bedrading naar het achterlicht die bovenop het spatbord liep en de zeskantige moer als voorloper van de latere peilstok met vleugelmoer. 

Technische gegevens

  BMW R 25
Periode 1950-1951
Categorie toermotor
Motortype kopklepmotor
Bouwwijze langsgeplaatste eencilinder
boring 68 mm
slag 68 mm
Cilinderinhoud 247 cc
Max. Vermogen 9 kW/12 pk
Topsnelheid 95 km/h
Aandrijving cardanas
Rijwielgedeelte dubbel wiegframe, buisframe
Drooggewicht 140 kg
Max. totaalgewicht 290 kg
Tankinhoud 12 ltr
Voorganger R 24
Opvolger R 25/2