Onderhoud
Cilinders, zuigers en krukassen
- Details
- Categorie: Onderhoud
Er zijn lieden met maar één Mono en die loopt goed en trilt niet al te veel. Je hebt er ook bij met meerdere en een hoop losse onderdelen. Of je verwerft een paar kratten met onduidelijk spul en probeert daar één motor zo origineel mogelijk mee op te bouwen. Maar wat hoort nu bij wat? Het moge duidelijk zijn dat er een eenduidige relatie bestaat tussen de cilinders, zuigers en de krukassen. En wat de laatste betreft vooral de lengte van de drijfstang. Ik beperk me tot de R25-serie en de R26/27.
Cilinders
Gemeenschappelijk hebben ze -als de zaak niet versleten is- een boring van ø 68,00 mm (standaard) tot en met ø 70,00 mm (vierde overmaat). Deze laatste maat kom ik tegen bij de R26/27 als er sprake is van voldoende 'vlees', dat wil zeggen een cilinderbus met een dikke wand: zo'n 5 mm. Zuigers er voor zijn verkrijgbaar. Ik raad aan dan ook een extra dikke voetpakking te gebruiken en de kleur van de bougie in de gaten te houden en zo nodig de carburateurbezetting aan te passen naar de wat rijkere kant. Een vierde overmaat geeft een cilinderinhoud van ruim 261,5 cc en de compressieverhouding is toegenomen. De verschillen zijn evident, want de R25-serie kent 9 koelribben en de R26/27 serie slechts 7, indien de onderste vier als één worden geteld. Kritisch is de hoogtemaat en wel de afstand tussen het bovenvlak en het ondervlak: de vlakken waar de kop- en voetpakking worden aangebracht. De R25-serie kent een hoogte van 96,80 mm en de R26/27 van 87,40 mm. Bijna 1 cm verschil, vanwege verschillende drijfstanglengtes en de situering van het pistonpengat in de zuiger daarbij. Ik kom dan ook nog drie verschillende R25-cilinders tegen die volgens mij door elkaar te gebruiken zijn. Het verschil zit hem in de lengte van de 'rok': het deel van de cilinderbus dat onder de voet uitkomt en in het carter steekt. Hoe langer de rok, hoe nieuwer het type. Voorts staat op de voet: niets, 252 1.04 of 224.4.04. De roklengtes zijn respectievelijk ca. 22, 24 en 31 mm. De R26/27 cilinders hebben hetzelfde onderdelennummer en zijn uitwisselbaar. Toch zijn er twee types: de koelribben lopen óm het oliepijpje heen óf ze zijn bij het pijpje onderbroken. De dóórlopende -meer koeling- hoort bij de R27. Op de cilindervoet staat: 224.5.04.801.02. Uiteraard zijn de klepstoterstanggeleidebussen een stuk korter dan bij de R25.
Zuigers
Bekijk eerst de diameter van het pistonpengat: 18 mm (R25) of 20 mm (R26/27), uiteraard corresponderend met de diameter van het smallend-oog van de drijfstang. De maat vanaf het midden van het pistonpengat tot de rand van de zuigerbodem (de bovenrand gek genoeg) is voor de R25, 25/2 en de 25/3: ca 31 mm. Dat is 32 mm voor de R26 en 39 mm voor de R27. Oudere types zuigers hebben 3 compressieveren en één olieschraapveer. Later verviel één compressieveer. De R27 heeft de grootste bolling en de R25 zuiger is bijna plat. Verder zijn er verschillen in de mantelvormen, die ik onbesproken laat. Bekende merken zijn: Mahle, Nüral, KS (Kolben-Schmidt) en Meteor. Het laatste is Italiaans en dat hoeft niet altijd onbetrouwbaar te zijn.
Krukassen
Gemeenschappelijk hebben ze de slag van ca. 68 mm en dat is tweemaal de afstand hart op hart 'midden krukas (ofwel: midden kruktappen en midden krukpen) en midden bigend-oog van de drijfstang'. Het heeft dus niets met de lengte van de drijfstang te maken: die is slechts van invloed op de optredende secundaire krachten tussen de zuiger en de cilinderwand (en uiteraard de balancering). Over de kruktappen en -wangen is voldoende geschreven, dus dan nog maar even de drijfstang. Voor de R25-serie geldt: smallend-oog ø 18 mm. Idem voor de R26/27: ø 20 mm. Dan de lengte en wel hart op hart: R25: 135 mm, R26: 125 mm en R27: 120 mm. De laatste twee hebben als doorsnede een elliptisch profiel en de eerste heeft de vorm van een I en een opschrift 22420382103 of niets. De bigends hebben alle rollagers in een aluminium kooi, doch bij de R25 hebben de rollen standaard een maat van ø 7,0 mm. Bij de swingtypes is dit ø 5,0 mm, hetgeen minder wrijving geeft en hogere toeren mogelijk maakt. Over het glijlager van de R26 met aluminium drijfstang wens ik te zwijgen. Met de voorgaande informatie mag geen verwisseling meer mogelijk zijn en denk ik zelf er bijna alles over te weten. Maar er rest mij één vraag voor de echte kenner. Ik bezit een krukas van duidelijk een oude mono (I-profiel, smallend-oog ø 18 mm), doch de drijfstang meet h.o.h. 122 mm. Het opschrift luidt: 252.1 en meer niet. Zou dan ook die cilinder 252 1.04 daarbij horen en niet van een R25 zijn? Dan hoort er ook een zuiger bij met een wel erg laag zittend pistonpengat. Wie geeft uitsluitsel?
Ron Konijnendijk