Verhalen
Eindelijk een R27
- Details
- Categorie: Verhalen
Dit verhaal begint zo’n kleine 30 jaar geleden. Bij mijn eerste werkgever ( een autobedrijf in een ontzettend gezellige volksbuurt in Arnhem ) werkte een collega met een R27. Een R27 met zijspan, fel groen geschilderd. Geen mooi ding om te zien, maar zoals dat motorblokje danste in zijn rubbers zou mij altijd bijblijven. Als het weer het toeliet gebruikten wij hem als servicewagen. Toen al bedacht ik: ooit moet ik zo’n ding hebben. Na een niet onverdienstelijke wegracecarrière bleef ik geïnteresseerd in de R27. Toen er een paar jaar geleden een te koop stond, volledig gerestaureerd, dacht ik nog dat is toch wel erg veel geld voor zo’n ding. Naar mate de tijd verstreek werden ze alleen maar duurder. Maar ja, het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En zo bleef ik steeds rondkijken en er over praten. O.a. met een collega in het huidige bedrijf waar ik werk. Die heeft er namelijk ook een. Na vorig jaar nog een schitterende dag gehad te hebben op de Centennial in Assen, moest het toch maar eens gebeuren. De zoektocht werd versneld en via Internet ben ik toen aan het speuren gegaan. Daar kwam ik al snel de site van de Mono-club tegen. Tot dan toe wist ik nauwelijks van het haar bestaan af. Een zeer interessante site waar ik veel van geleerd heb. Vooral het verhaal van Roelof Jan Zilver over de restauratie van zijn R27. Ook op het Internet geen betaalbare R27 kunnen vinden. Toen stond er een advertentie in een landelijk ochtendblad. Zo klein dat ik hem zelf niet gezien had, maar mijn broer ( die van mijn wens afwist ) had hem opgemerkt. Tussen wat andere oude BMW’s, een R27 met wat werk. Zoiets zocht ik. “Met wat werk” zou de prijs wat drukken, nam ik aan. Bellen. Het bleek Jan Beck te zijn aan andere kant van de lijn. Die naam kwam mij bekend voor, hij was n.l. degene die de R27 van Roelof Jan Zilver gerestaureerd had. Jan vertelde me eerlijk door de telefoon wat er nog aan de fiets moest gebeuren. Iets in de bedrading, deuk in de tank, schokbrekers en nog wat klein spul. Hij had de fiets uit Zuid-Afrika geïmporteerd en er zaten geen papieren bij, dus ook geen Nederlands kenteken. Het leek mij een interessante fiets, dus de volgende morgen maar vroeg naar Wijhe. Het bleek inderdaad een mooie gave originele ongerestaureerde fiets te zijn, en bovendien geen spatje roest. De mankementen nam ik voor lief. Voor ik hem echter definitief kocht, wilde ik wel de motor horen lopen, dat leek eerst moeilijk te zijn. Geen accu, uitgedroogde slangen, losse bedrading etcetera. Toen hebben we de bobine rechtstreeks op een accu aangesloten en in de losgeschroefde vlotterkamer wat benzine gegooid. Twee trappen en hij liep schitterend mooi rond. Na wat pingelen was de koop snel gesloten, en toen ik ermee thuis kwam waren mijn vrouw en kinderen gelukkig ook enthousiast. Dankzij de stevige standaard kunnen de kinderen er heerlijk op spelen. Daarna begon het sleutelen. Eerst de bedrading, schema erbij, alles nalopen. Overal hingen draden los, bij de dynamo, regelaar, verlichting en contactslot. De regelaar bleek onherstelbaar defect. Een originele kostte fl. 800,- , een elektronische fl. 160,-. De keus was niet zo moeilijk. Toen de carburateur gereviseerd daarna de schokbrekers. Een nieuwe band moest er ook op. In Nederland was de Metzeler Block C niet of moeilijk te koop. De eerste de beste bandenhandel in Duitsland had de band met twee dagen in huis. In tussen werd de keuring voor het kenteken aangevraagd. “U kunt vanmiddag meteen komen”, zei het juffrouw van de RDW, nou, dat ging wat moeilijk want zover was ik nog niet. Na vier weken kon de keuring plaatsvinden, het was een “fluitje van een cent”. Enige probleem was het ontbreken van de Zuid Afrikaanse papieren, daardoor kon de keurmeester het bouwjaar niet vaststellen. Alle papieren moesten nu eerst weer opgestuurd worden naar het hoofdkantoor van de RDW. In plaats van door te rijden naar de douane moest ik weer wachten. Na drie weken bericht. Het bouwjaar was vastgesteld en ik kon mij vervoegen met motor bij de douane. Een snipperdag opgenomen, busje geleend en op naar de douane. Daar aangekomen werden de zaken snel afgehandeld. Zonder de motor te bekijken werd alles afgestempeld en getekend. “Alles voor elkaar meneer” zei de beambte, over drie weken kunt u het kenteken thuis verwachten. Toen ik vroeg of hij de motor niet even moest bekijken zei hij het wel te vertrouwen, om daarna haastig te zeggen dat ze echt wel eens een steekproef nemen. Prompt drie weken later viel het kenteken in de bus, dan nog snel een donkerblauw kentekenplaatje bestellen. Nadat er eerst een gele plaat opgestuurd werd, kwam er een week later een blauwe plaat. Toen was het eindelijk tijd voor de vuurproef. ’t Was tegen die tijd buiten al aardig koud geworden, maar ik moest en zou de R27 uitproberen. De eerste rit verliep werkelijk perfect, alles werkte, geen rookpluimen, geen lekkage en geen vastlopers. Toen ik na de rit weer een beetje op temperatuur gekomen was, ben ik hem maar weer gaan demonteren. Het sleutelen aan zo’n ding heeft denk ik iets verslavends. Mijn vrouw zei mij nog dat het geen racemotor is, die je na iedere rit uit elkaar moet halen. Maar ja, als zo’n fiets zijn leven lang in een prachtig Zuid-Afrikaans klimaat heeft vertoefd, kun je hem niet in een vochtige garage laten overwinteren. Nu ligt hij in onderdelen op de warme zolder. Komend voorjaar wordt hij weer in elkaar gezet met overal nieuwe rubbertjes en nieuwe kabels. De mijlenteller wordt vervangen door een nieuwe kilometerteller en daarna moet de R27 er weer tegen kunnen.
Het lijkt me leuk om eens met een mono-rit mee te doen.
Hr. Jansen uit Rheden