Restauraties

BMW R27 restauratie R. Bakker

Een nieuw motorleven

In juli 1998 was het zover. Beetje misselijk. Familie achter de ramen. Droog weer. Vooruit maar. Precies na zeven pogingen startte de R27 met enig gerook als gevolg van olie in de cylinder. Gauw erop en de eerste vijf kilometer gereden door middel van een aantal rondjes in de wijk. Kleine dingetjes nog niet in orde. Weer een week later is alles ok. En op 15 augustus de eerste clubrit gereden van Frans Goris en John Reinten. Nu weet ik het zeker: de R27 rijdt als nieuw! 

Waarom restauratie?

In september 1997 heb ik mijn R27 geheel gedemonteerd. Na vijf jaar deze fijne motor te bezitten (en te berijden!) vond ik het tijd om aan een restauratie te beginnen. Wanneer besluit je tot zo iets? Dat hangt van een aantal dingen af. Zo wist ik intussen dat ik verknocht geraakt ben aan mijn monootje. Ik zou dus zelf de lol hebben van een gerestaureerde motor. En dat voor vele jaren lang, gelet op het feit hoeveel (eigenlijk: hoe weinig) kilometers ik per jaar rijd.  Verder hebben nogal wat clubleden me aangeraden om in ieder geval het blokje eens te demonteren. Eens goed te bekijken en zo, zoals de beruchte olieslingerschijf, een beetje meten, etc. Ook een reden: ik vind zo'n stralend, strak fietsje echt prachtig om te zien. Wie niet trouwens? En, misschien het allerbelangrijkste, zowel alleen als met een familielid achterop rijdt zo'n R27 uit de kunst. Na veel praten met clubleden was ik gaan beseffen: het gaat een hoop geld kosten. Hoeveel? Om dat te weten te komen, ga dan als volgt te werk. Reken vantevoren zo nauwkeurig mogelijk uit wat het gaat kosten. Niks vergeten dus. Vermenigvuldig het gevonden bedrag met twee. Dan nog zul je achteraf constateren dat je toch nog wel "enigszins" over je begroting heen bent gegaan! Ik heb het dan wel over een serieuze restauratie.

Aanpak: ken u zelve

Maar dan de restauratie zelf.

Ik heb besloten om het vakwerk niet zelf te doen. Dus het blokje opknappen, en het las- en spuitwerk  heb ik laten doen. Ik heb zoveel verhalen gehoord van "bijna" gelukte restauraties. Dan maar voor iets meer geld gelijk maar helemaal in orde. Het vakwerk heb ik grotendeels  uitbesteed bij Nino Bubic. Ik kan daar niet zoveel over zeggen. Ik bracht de onderdelen bij hem en we keken samen de lijst met onderdelen na. En na verloop van enkele maanden haalde ik de onderdelen volgens de lijst weer op. Nino heeft alles prachtig voor elkaar gekregen. Vooral het uiterlijk van het blokje is zo wezenloos mooi geworden. En af en toe een oliespuitbusje met teflon gebruiken is volgens hem de oplossing om de matte zilverglans van het aluminium ook zo mooi te houden.  Bijna al het andere restauratiewerk heb ik wel zelf gedaan, op enkele dingetjes na. De kabels en draadboom heb ik natuurlijk kant-en-klaar gekocht bij Hans Kambier en de snelheidsmeter (moest weer op 00000 staan natuurlijk!) heb ik laten restaureren bij VDO. Blijft er dan veel werk over om te doen? Voor mij wel ja. Zelfs als je best veel laat doen, dan blijft er nog zoveel over! Dat besef je alleen maar als je gaat restaureren. Nu ben ik wel grondig te werk gegaan. Zo heb ik bijvoorbeeld lijsten gemaakt van alle noodzakelijke montagemateriaal, zoals schroeven, moeren, allerlei maten en soorten van onderlegringen, splitpennen en rubbertjes. Ruim vier uitgetikte Aviertjes vol! Is dat leuk om te doen? Domme vraag natuurlijk. Voor al dat werk wat ik zelf gedaan heb, is het Monoboek een uitkomst. Natuurlijk moet je wel een behoorlijke sleutelervaring bezitten. Maar er staan zulke prima tips in.

Het Monoboek: de gebruikswaarde

Al heel leuk is om af en toe, met een borreltje bij de kachel het Monoboek te lezen. Er zullen heel wat clubleden zijn - zo schat ik in - die deze fase nog niet hebben verlaten. De echte gebruikswaarde is om naderhand te zeggen: zonder het Boek had ik een reparatie toch minder handig aangepakt, of zelfs niet gekund. Hoeveel artikelen heb ik gebruikt? Bij elkaar precies twintig stuks. Dus: van twintig raadgevingen uit het boek, iets meer dan één gulden per stuk  dus, heb ik daadwerkelijk plezier gehad. Dat varieert van de tankbevestiging: waar horen de rubbers te zitten (blz 61) tot het noodzakelijke aanslagrubbertje voor de kickstarter. Eerder heb ik al in de Monorevue verslag gedaan van de bruikbare tips uit het Boek bij de revisie van de voor- en achterschokdempers. 

Nog twee zaken waaraan ik extra veel gehad heb. 

Het eerste is: de tips over de electra. Ik heb de EHBOngemak (blz 108), de BO ontsteking (blz 128 + erratum), de noodzaak van polariseren (blz 98) en de vonkentester (blz 127) goed bestudeerd. Alvorens ik met starten begonnen ben na restauratie, heb ik eerst alle aanwijzingen in de genoemde artikelen doorgenomen. Als de R27 niet zou starten wilde ik toch zo precies mogelijk weten wat de oorzaak zou zijn. Dus: geen "trial & error" maar stapsgewijs weten wat er gebeurt. Ik had namelijk wel eens gehoord dat het restauratieplezier echt vergald werd door een niet startende motor, waarvan de oorzaak achteraf nogal simpel was te verhelpen. Ik wil wel een goede amateur zijn! Via het schema van het artikel EHBOngemak tot en met de vonkentest heb ik vóór de eerste startpoging rustig de tijd genomen om alle controles uit te voeren.

Het tweede is: de gashendel functioneerde goed, maar was - heel vreemd - na restauratie niet meer bruikbaar. Nadere inspectie leerde me dat de tandjes van het gasrondsel aan één zijde door slijtage vlijmscherpe mesjes  waren geworden. Rustig en nauwkeurig bijvijlen (weer een avondje werk!!) leverde geen duurzame verbetering. En dat moet wel, wil je restaureren. Toen - via de verwijzing in het Boek op blz. 220 - het rondseltje een halve slag gedraaid en het kettinkje aan de andere zijde gemonteerd (precies: weer een avondje werk). Verder een nieuwe gashendel gekocht van de /5 serie (gewoon nog bij BMW te bestellen) en de inkeping (sleuf die ruimte biedt voor het gashendelkapje) ingezaagd. Na montage werkt het gashandel weer als nieuw.  Wat een trots genot!

Hitparade

Nu vraagt er een lezer: wat is nu voor jou het meest nuttige artikel geweest? Dan noem ik er twee. De eerste is: de halve draai van het gasrondsel. Het rondsel is niet symmetrisch. Het feit dat er iemand toch het experiment aangaat om het rondsel een halve slag te draaien, is echt geniaal  (Ron, als jij het bedacht hebt, dan mag je van mij een tijdje naast je schoenen gaan lopen!).

De tweede is de vonkentester: met behulp van een slangklem en een krokodillenbek een testbougie maken vereist misschien minder inventiviteit, maar is zo mogelijk voor mij nog genialer, omdat de vondst achteraf zo voor de hand ligt!

Wie volgt??

Ik hoop dat de volgende keer een ander clublid ons vertelt wat de praktische waarde is van het Boek. In de eerste plaats vanuit een respect naar de auteurs in de club, maar ook omdat we met zijn allen nog lang niet uitgekeken zijn op de zo mooi geconstrueerde BMW éénpitters!

Rob Bakker