Verhalen

In de brand of verkopen?

Het was alweer jaren geleden dat wij een clubrit hadden gereden. Vele uren werden besteed aan het deelnemen in het bestuur van de club. Het maken van het “mono-technisch handboek” samen met Marco de Groot slokte veel tijd op en het animo om met de R26 van de voorpagina van het handboek te gaan rijden was niet meer zo groot. Als je 320 pagina’s hebt gevuld met louter en alleen BMW ééncilinder problemen, dan hoeft het eigenlijk niet meer zo nodig. En die R26 stond toch wel best zo, daar in die huiskamer. Toch dacht ik begin 1999 maar weer eens een ritje te kunnen gaan maken. Benzine gehaald, verse lucht in de banden, accuutje erbij en gaan... De eerste meters verliepen prima, na de oude bekende TT duwstart. Vol enthousiasme reed ik het dorp uit. Na zo’n tijd van stilstand weer zo goed lopen; wat een degelijkheid is zo’n Duits product toch. De motor accelereerde prima. Als ik aan het gas draaide schoot het toerental omhoog. Alleen naarmate ik verder van huis raakte bleef het toerental stijgen maar de snelheid nam niet toe. En hoe hoger de snelheid des te feller begon het bekende rode lampje mij er op te wijzen dat ik eerst de gebruiksaanwijzing had moeten lezen. Na een kort uitwendig onderzoek was het mij duidelijk: de olie die ik een uur geleden in het motorblok had laten lopen, zat nu buiten het motorblok en liep via de koppeling naar de inmiddels vrolijk zwart glimmende achterband. De befaamde TT duwstart had ook geen effect meer vanwege het feit dat de koppeling nu geheel verzadigd was met die fijne kwaliteitsolie 20W50. Een uurtje later waren we weer thuis. (Als u zich afvraagt; waarom ziet hij er zo slecht uit.. ga maar eens een uurtje wandelen met je mono). Het fijne van een gerestaureerde mono is dat alles makkelijk losgaat. Een klein uurtje later stond ik met de versnellingsbak in mijn handen en even later kon ik de lekke oliekering achter de koppeling lostrekken. Snel met de boosdoener naar de lokale onderdelenleverancier en voor vier uur ‘s middag was het geheel weer gereed om de voorjaarsrit voort te zetten. Deze reis duurde net zo lang als de eerste rit en verliep identiek. Weer gutste de olie achter uit het blok en kwam ik met mijn tong op mijn schoenen thuis.

Aan Chantal was de keuze: ik zou hem of in brand steken of verkopen. 

Omdat we in een dichtbevolkte wijk wonen en ik geen energie had om weer met dat ding te gaan lopen was in de brand steken geen optie. Dan maar verkopen. Alleen... wie wil zo’n olieboot kopen die zelfs geen compressie lijkt te hebben omdat de koppeling zo slipt. Uit pure ellende werd de mono in de garage gezet om hem vervolgens dan maar in onderdelen te gaan verkopen. Allereerst haalde ik maar weer het motorblok uit het frame en verwijderde de koppeling om alles vrij van olie te maken. Ik voelde me net een vrijwilliger in een vogelopvangcentrum na het in tweeën breken van een olietanker. Op dat moment kwam Leo Engels langs. Bij het zien van zoveel mono-leed bood hij aan nog eenmaal de oliekering te vervangen. Hij nam het blokje mee naar zijn eigen garagebedrijf. 

Drie dagen later. Telefoon. Met Leo. Het blok is klaar. O, zal wel. Ja, die nieuwe oliekering die je hebt gemonteerd was maar liefst drie millimeter te groot, hij zat er alleen voor de sier...Tsja. Moraal van het verhaal; ook al haal je onderdelen bij een vaste clubleverancier, controleer altijd of je de juiste spullen krijgt. En als een nieuwe keerring verschrikkelijk lekt bij de eerste beste proefrit, denk dan niet dat je het probleem kan oplossen door een nieuwe oliekering te monteren in precies dezelfde maat. Tenzij je van wandelen met de mono houdt met als voorafje enig montage werk en met als achterafje enige demontagewerk. Na het vetvrij maken van de koolborstels en het monteren van het blok kon de mono weer aangetrapt worden. Welk effect dat had, dat leest u nog wel een keer in een andere uitgave van ons clubblad. 

Paul Scheers,  
Klaaswaal