De kruiskoppeling
- Details
- Categorie: Onderhoud
De R25, 25/2 en 52/3 hebben een cardanas met twee kruiskoppelingen. De R26 en 27 hebben er maar één. De flenzen aan de uitgaande as van de versnellingsbak en de cardanas met daartussen de rubberen of nylon meenemer moeten gezien worden als zo'n koppeling. Bij de R25-serie zit de flens met de twee pootjes zwaar geklemd op de cardanas en soms moet hij eraf geperst worden vanwege het verchromen en/of het aanbrengen van het nieuwe witte rubber nabij het cardan. De vraag is dan in welke stand de flens er weer opgemonteerd moet worden ten opzichte van de kruiskoppeling die zit aan de andere kant van de as?
De theorie (in de praktijk valt het wel mee).
Kruiskoppelingen bestaan uit een kruisstuk (waaronder de genoemde meenemer) en twee gaffels. Wanneer de aandrijvende as (uit de bak) en de aangedreven as aan de koppeling (de cardanas) in lijn liggen zal het kruisstuk haaks op deze assen staan en gedurende het draaien deze stand behouden. Zodra de assen zich onder een hoek bevinden zal het kruisstuk gedurende het draaien dan uit de ene en dan met de andere gaffel meeklappen. Een enkele kruiskoppeling geeft onregelmatige snelheden. Anders gezegd een oneenparigheid en tijdens één omwenteling zal de uitgaande as van de kruiskoppeling per omwenteling ten opzichte van de aangedreven as tweemaal versnellen en tweemaal vertragen. Uiteraard alleen als de assen een hoek maken, vanwege het in- en uitveren van de achterzijde van de motor. Tenzij het cardanasuiteinde een deel van een cirkel beschrijft (min of meer bij de R26/27), moet ook het lengteverschil van de cardanas worden opgevangen. Bij het in- en uitveren wordt de afstand tussen de bak en het cardan immers groter. Bij de R26/27 is er daarom een schuifvertanding en bij de R25 t/m 27 geeft de meenemers met de twee flenzen voldoende speling.
Een eerste conclusie is dat de R24 geen kruiskoppeling kent (de assen staan altijd in één lijn ), een tweede is dat je bij de R26/27 de vering in de goede stand moet zetten en een derde dat er bij de R25-serie een tweede kruiskoppeling nodig is. Doordat de plunjevering recht op en neer gaat is er geen sprake van een cirkelbeweging. Immers om het nadeel van de enkele kruiskoppeling op te heffen is een tweede geplaatst met de aandrijvende gaffels 90° ten opzichte van elkaar. Dat wil zeggen op de cardanas staande gaffels in één lijn. De grafieken der twee koppelingen (twee sinus-lijnen) geven dan opgeteld weer één rechte lijn (onder welke hoek de cardanas ook staat). De onderdelentekeningen bij mij bekend geven dus foute informatie. Om de oneenparigheid van de omwentelingssnelheid op te vangen vinden we een transmissiedemper (de rubberen of nylon meenemer werkt ook als zodanig) in de versnellingsbak. Hoewel naar mijn ervaring deze vooral dient om klappen bij het schakelen op te vangen. Een kapotte demper heeft als gevolg dat de tanden van de koppelingsplaat eraan gaan.
Conclusies:
-
De flens aan de cardanas bij een R26/27 kan willekeurig worden aangebracht en de schuifvertanding aan de andere kant moet blijvend van vet worden voorzien.
-
De flens aan de cardanas bij de R25-serie: daarvan moeten de 'pootjes' in lijn staan met de gaffel aan de andere zijde. Natuurlijk moet de kruiskoppeling bij de cardan optimaal gesmeerd blijven.
P.S. Het bovenstaande geldt eveneens voor de liefhebbers van bv. de R51/3 t/m de R69 S.
Ron Konijnendijk